Als er twee of meer pc's beschikbaar zijn, is het vaak nodig om ze via een lokaal netwerk met elkaar te combineren. Door de apparaten op één netwerk aan te sluiten, kunt u één lijn internettoegang gebruiken en bestanden tussen computers overbrengen.
Het is nodig
Netwerk kabel
instructies:
Stap 1
Installeer het stuurprogramma op de netwerkkaart voordat u het LAN configureert. Het stuurprogramma moet op de schijf staan die bij het moederbord is geleverd. Als u om de een of andere reden geen schijf hebt, download dan het stuurprogramma van de officiële website van de fabrikant van uw netwerkkaart. Nadat u de installatie van het stuurprogramma hebt voltooid, start u uw computer opnieuw op en gaat u direct verder met de installatie zelf.
Stap 2
De instellingen kunnen worden gemaakt met behulp van de instellingenwizard of door uzelf. Open het menu Start en ga naar Configuratiescherm. Zoek en open het tabblad Netwerkomgeving. Selecteer in Netwerkomgeving de optie "Thuisnetwerk of klein netwerk instellen". Klik in het geopende venster op de knop "Volgende". Klik opnieuw op "Volgende" zonder de instellingen te wijzigen. Vink het vakje aan naast "Niet-verbonden netwerkapparatuur negeren" en klik nogmaals op "Volgende". Selecteer het type verbinding. Als u een lokaal netwerk tussen computers wilt opzetten, selecteert u het item "Overig". Voer een computernaam en beschrijving in.
Stap 3
In het geopende venster laat u de instellingen ongewijzigd en gaat u naar het volgende item. Het delen van bestanden en printers toestaan of weigeren. Klik op "Volgende", laat de instellingen ongewijzigd. Vink in het geopende venster het vakje aan "Voltooi de wizard, het is niet nodig om deze op andere computers uit te voeren". Klik na het voltooien van de installatiewizard op Voltooien. Start je computer opnieuw op. Herhaal alle stappen op de tweede computer. Sluit na het opnieuw opstarten de computers aan met een netwerkkabel.