De instellingen voor netwerkcomputers zijn volledig afhankelijk van hun doel en hoe het netwerk is gemaakt. Het is erg belangrijk om de juiste parameters te kiezen voor toegang tot de gedeelde bronnen.
instructies:
Stap 1
Als u een router of router gebruikt om een lokaal netwerk te creëren, schakel dan de DHCP-functie uit in de instellingen van deze netwerkapparatuur. Meestal bevindt dit item zich in het WAN- of LAN-menu. Hierdoor kunnen uw computers statische IP-adressen gebruiken.
Stap 2
Open het configuratiescherm en selecteer het menu "Netwerk en internet". Ga nu naar het menu "Netwerkcentrum". Zoek het item "Adapterinstellingen wijzigen" en open het. Selecteer het pictogram van de gewenste netwerkadapter en open de eigenschappen ervan. Markeer "Internet Protocol TCP / IP (v4)" en klik op de knop "Eigenschappen".
Stap 3
Vink in het eerste menu het vakje aan naast Het volgende IP-adres gebruiken. Stel de constante adreswaarde voor deze netwerkkaart in. Klik op de knop "OK" om de instellingen voor dit menu op te slaan. Hierdoor kunt u deze computer snel terugvinden in een netwerkomgeving.
Stap 4
Open het menu Geavanceerde instellingen voor delen wijzigen. Zoek het Thuis- of Werkprofiel en vouw het instellingenmenu uit. Activeer in het allereerste menu het item "Netwerkdetectie inschakelen". Hiermee krijgt u toegang tot de geconfigureerde computer binnen het lokale netwerk. Als er een printer op deze pc is aangesloten die door andere netwerkcomputers moet worden gebruikt, activeer dan het item "Bestands- en printerdeling inschakelen".
Stap 5
Zorg ervoor dat u het selectievakje naast Delen inschakelen in het submenu Bestands- en mappendeling aanvinkt. Hiermee kunt u openbare mappen maken die door alle netwerkgebruikers kunnen worden gewijzigd. Klik op de knop Wijzigingen opslaan en start uw computer opnieuw op.
Stap 6
Configureer de andere netwerk-pc's op dezelfde manier, met de instellingen die vereist zijn voor elke specifieke computer.